Pikers Point is 40 jaar jong!
Precies 40 jaar geleden zag de snoekstreamer van alle snoekstreamers het levenslicht. Guido Vinck ontwierp toen de Pikers Point! Tot op heden nog steeds een vanger van jewelste die vanaf medio '70 furore maakte!
De Nederlandse polders in de herfst en winter hebben schoonheid en charme, helemaal mooi als de sneeuw er een kerstkaart van maakt. Maar dat is niet de reden waarom meer en meer vliegvissers de winterse weteringen, tochten en sloten tot hun jachtgebied verklaren. De rust van het weidse landschap is bedrieglijk. Een donker gevaar loert op zijn prooi, hapt toe... en hangt! Vliegvissen op snoek, het begon voor Guido allemaal eind de jaren zestig op een dag dat hij samen met zijn vriend Frans met de vlieg op ruisvoorn ging vissen.
Unieke uitdaging
Eind de 'golden sixties' ging ondergetekende vaak met de vlieg op ruisvoorn vissen, vooral in de polders rond Wilnis (NL). Bij gebrek aan salmonidenrivieren in Vlaanderen was dat een mogelijkheid om toch aan de vlieg mooie vissen te vangen. Tijdens de vele castingwedstrijden in Nederland had ik kennis gemaakt met enkele Hollandse 'concurrenten' die mij inwijdden in het poldervissen op ruisvoorn. 's Zomers liggen de poldersloten zo goed als dicht met waterplanten en wordt er dus bijna uitsluitend met de droge vlieg gevist. Het was een 'gouden' tijd want ruisvoorns van boven de 30 cm waren toen heel gewoon. Op een dag gebeurde er iets dat de wereld van het vliegvissen, voor mezelf, zou veranderen.
Het was mijn vriend Frans en mij al opgevallen dat er behalve ruisvoorn ook grote baars en snoek de polders onveilig maakten want o.a. ruisvoorn staat hoog op het menu van deze rovers. Tegen het eind van die bewuste zomerse ruisvoorndag, de zon reeds uit de lucht, trekken een paar schuimkloppende kolken in een brede dwarswetering onze aandacht, dit is duidelijk jagende snoek. In de avondschemering concentreren we ons vooral op grote, stijgende ruisvoorns en die zijn bijtlustig. Tijdens het binnenvissen van een gehaakte ruisvoorn knalt uit het niets een snoek op de ruiser met enkel een zielig stukje dunne onderlijn als resultaat, weg vlieg, weg ruisvoorn, weg snoek! Dat was zo spectaculair dat het meteen aanzette tot nadenken om snoek proberen te vangen aan de vliegenhengel. Terwijl de beklemmende duisternis bezit van ons neemt flitst door ons hoofd, hoe kunnen we met de vliegenhengel deze eendenbekken vangen? Drie dagen later staan we met een in de haast geïmproviseerde snoekuitrusting langs een veelbelovende wetering, maar helaas. We vangen slechts wat vurige baarsjes. Niks snoek, lisdodde, waterranonkel en ander pijlkruid belemmeren gericht streameren op snoek, er staat teveel begroeiing.
In het begin was dat echt pionieren want er waren nauwelijks imitaties van kleine visjes op de markt te verkrijgen. Wij experimenteerden met de toen bekende reservoirvliegen zoals Silver Invicta, Sweeney Todd, Whiskey Fly, Grey Ghost, Matuka Black en zelfs full dressed zalmvliegen. Streamertjes van hooguit 3 tot 4 cm lengte die af en toe wel een snoekje of een baars tot een aanvalspoging konden verleiden, maar succesvol kon je deze experimenten niet noemen. De eerste pogingen draaiden op niets uit want er viel nauwelijks met kleine streamers (imitaties van kleine visjes) te vissen in de dichtbegroeide poldersloten.
Het was duidelijk, we moesten de herfst afwachten tot de begroeiing in de poldersloten begon af te sterven en er in meer open water kon gevist worden. Specifieke snoekvliegen bestonden toen nog niet dus moest er gesleuteld worden aan 'echte' snoekstreamers.
Grote streamers
Het was duidelijk, wij moesten aan de slag met grote vliegen, maar welke? Uit onze verbeelding kwamen grote, kleurrijke streamers uit de bindvice gesprongen. De Nederlanders hadden het over een 'halve kip' en zo waar het werkte.
Eind oktober, tegen halfzeven 's morgens scheuren we in het sinistere, oranje schijnsel van de in de windtrillende wegverlichting over glimmend asfalt de mistflarden in. De dijkweg opdraaiend zien we dat de in de zomer zo mooie polder veranderd is in een kalig somber ogend oord, waarboven regenwolken jagen. De wind slaat een flinke kabbel op de weteringen. Bij veehouder Ab brandt een lichtje. De erfhond laat een schor gekef ter verwelkoming horen. Koffie pruttelt op het gevlamde aanrecht. Na een kleurrijke babbel vol polderwijsheid gaan we op weg naar de hoofdsloot. Gevolgd door een bonte, gedweeë troep dikbillen schuifelen we voort, koeienplak aan de laarzen, naar een paar brede tochten verderop. Frans' streamer plopt als eerste langs een afstervende kroosdam. Hij houdt het op een roodwit combinatie van lange saddle hackles en pluizige marabou doorspekt met soepele glitterdraden. Zowaar een prototype snoekenvlieg van 15 cm lengte! Voor de zoveelste maal dartelt de dot veren langs een inhammetje tussen wat bijeengewaaid rottend riet en karmijnrood eendenkroos, als ineens het vliegensnoer strak als een snaar door de prikkelende ochtendlucht snijdt. Het eerste succes van de dag spettert wat opborrelde kolkjes bij elkaar. Met wijd opengesperde kieuwdeksels en vervaarlijk ogend glijdt een snoekje van pakweg 50 cm in het landingsnet. Een zalig gevoel en een grote stap vooruit. Het ritueel gaat door en een paar minuten later danst langs een rommelige rij kalende treurwilgen een pinkkleurige snoekenstreamer zo'n 70 tot 80 cm onder de glazige waterspiegel. Nog een poging, lijn op lengte brengen, de streamer langs uitdagende plekjes voeren en afwisselend langzaam en snel binnenstrippen. De kleurrijke prop pluimen is goed te volgen. Een koperen zon toont haar eerste stralen, als drie meter uit de oever uit het niets een enorme boeggolf opduikt en de snoekenvlieg verdonkeremaant. Als een venijnig, gemarmerd stuk hout slaat de snoek met een enorme kolk naar de kunstvlieg. De vis levert een woest gevecht om zijn vrijheid te heroveren. Onversaagd springt de roofridder uit het opspattende water. De geelgrijze schutkleur licht op als een zilveren waterharnas. De minuten lijken uren, we meten 80 cm snoek. Amechtig, zwaaiend met haar staart, zakt zij even later naar de donkere diepte. Een dag is zo om en voor we het weten duikt in een versnelde zwaai de zon achter de ijle horizon. De avond daalt over de ongerepte polder. Nog even Ab gedag zeggen. Een dikbuikige salamander staat knus te knetteren in de gezellige huiskamer. Er komen verhalen, de taal is visserslatijn, maar we moeten afscheid nemen. De altijd aanwezige erfhond kwispelstaart ten afscheid.
Sprongetje
We maken een sprongetje. Begin de jaren '70 begon ik, beetje bij beetje, de code van het vliegvissen op snoek te ontrafelen. De streamers moesten groot en kleurrijk zijn, veel actie bezitten en vooral uit stevig materiaal gebonden worden om de snoekentanden te trotseren. Veel vliegbindmaterialen waren er in die tijd niet te koop ten opzichte van vandaag. Grote, langstelige haken vond ik bij de zeevissers, als actiemateriaal voor de vleugels van de streamer kwamen in het begin lange saddle hackles en gekleurde maraboeveren uit oma's hoed! Vaak was de streamer bij elke aanbeet bijna helemaal stuk gebeten. De zachte veren en maraboe waren niet opgewassen tegen de snoekentanden! Ook werd er veel snoek gemist, maar ondergetekende was er van overtuigd dat een snoekstreamer moest opvallen en het nodige volume hebben. Flink veel veren op de haak ging in de goede richting, maar dat was dan weer een probleem om die halve kip te kunnen werpen. Carbonhengels waren er toen nog niet, laat staan speciale vliegenlijnen om op snoek te vissen.
Niet alledaags
Voor veel vliegvissers waarschijnlijk een oubollig, 'old fashion' verhaal, maar het moest er even uit want het verwoordt veertig jaar ervaring en de wereld van pionieren. In het begin bestond er nauwelijks aangepast materiaal om te vliegvissen op snoek, maar inmiddels hebben duizenden vliegvissers de spanning van het vliegvissen op snoek geproefd en vooral tussen oktober en februari is het een prachtige manier van vliegvissen. Daar er met vrij forsige kunstvliegen wordt geworpen en gevist, is een stevige 9 tot 10 voets vliegenhengel met topactie een absolute must. Al naargelang de invloed van de wind wordt er gevist met een aftma 7, 8 of 9 WF-lijn. Is het viswater niet dieper dan 1,5 meter dan is een drijvende lijn de beste keuze. Snoek ligt meestal tegen de bodem of in een hinderlaag tussen obstakels en jaagt naar de oppervlakte, dus mag de streamer niet te diep gaan. Bij dieper water kun je een intermediate of slow sinking lijn aanwenden. Vis je op diepe meren of sterk stromend water komt een fast sinking lijn in aanmerking. De leader moet stug en kort zijn en is makkelijk zelf te knopen. Deze wordt opgebouwd uit drie delen nylon (90 cm/0,60 mm - 50 cm/0,50 mm - 30 cm/0,40 mm) en een deel (30 cm) soepele staaldraad (staaldraad die normaal gebruikt wordt als onderlijn bij het vissen met pluggen of dood getakeld aas). Nylon en staaldraad worden verbonden door een kleine tonwartel. Aan het eind van de staaldraad (let er wel op dat de staaldraad te knopen valt, maar bij de nieuwste staal, titanium of andere bijtvaste draden is knopen geen probleem) komt de grootste hook snap (een soort minispeld) van Mustad, een kleine speldwartel kan ook. Makkelijk om de streamer snel te wisselen en de streamer kan vrij bewegen. Het snoeken met streamers lijkt, wat betreft het uitzoeken van stekken, veel op de manier waarop je met kunstaas de roofridders gaat zoeken. Om de hele dag te streameren moet je natuurlijk het vliegwerpen aardig onder de knie hebben. Je hebt bij het vliegvissen op snoek het voordeel dat je 'tergend' langzaam de pluk haar/veren langs de meest uitdagende plekjes kunt voeren. Zijn de eendenbekken lui of hebben ze reeds veel kunstaas voor hun snoet gezien (dressuureffect) dan lusten ze nog altijd een 'vliegje'. Nederland is, binnen Europa, één van dé toplanden om te vliegvissen op snoek, en dat polderlandschap, je krijgt er nooit genoeg van.
Matukastijl
In mijn zoektocht naar snoekbestendig bindmateriaal kwam ik uit op felgekleurde bucktailstaarten. Bucktail is stevig, geeft veel actie, is lichtjes hol, kleurrijk en kan matukastijl gebonden worden. Matuku (in vliegvisjargon is het Matuka geworden) is de exacte naam van een veelkleurige vogel die voorkomt in Nieuw-Zeeland en waarvan de veren al door de Maori's gebruikt werden om mee te vissen! De veren werden boven op een uit been gesneden haak gebonden, stonden dus rechtop en imiteerden toen al kleine vissen. De Matuka Black streamer was de inspiratiebron en na enige maanden experimenteren kwam de Pikers Point uit de bindvice 'gesprongen', het is dan 1972. Een grote, opvallende streamer die gemakkelijk te werpen was door de matukastijl van de streamer, hoog in het wateroppervlak kon gevist worden en veel snoek ving. Deze snoekstreamer had toen nog geen naam want wie had ooit gedacht dat met deze vlieg een nieuw era voor vliegvissen binnen onze lage landen en ver daarbuiten was geboren?
Pikers point
Deze streamer heeft zijn naam gekregen tijdens een jaarlijks vriendschappelijk vliegvis-snoekwedstrijd (eind 1972) tussen de Casting Club 's Gravenhage en de Casting Club of Flanders. Een wedstrijd die steevast in de polders rond Wilnis doorging en waarbij een Belg en een Nederlander de hele dag samen visten en mekaar controleerden op hun vangsten. Elke gevangen snoek werd gemeten en voorzichtig teruggezet. Die bewuste novemberdag had ik als Nederlandse 'compagnon' Ton van Gelder geloot. Ton zie je vaak op vliegviswedstrijden en heeft Nederland al enkele keren op wereldkampioenschappen vertegenwoordigd. In een begenadigde moest Ton 16 snoeken op mijn wedstrijdfiche noteren waaronder een van 114 cm! Dat is voor polderbegrippen groot, zeg maar heel groot! De overwinning was een feit en bovendien ging het Belgisch team ook nog met de eerste plaats lopen. Iedereen wilde weten waar die kanjer gevangen was?
Auteur Guido Vinck
Guido had geen probleem om de intussen 'beroemde' boerderij 51 in Wilnis aan te geven waar je de polder in kan en naar de 'kruising' van zes poldersloten kunt gaan. Die kruising gaf Guido tijdens de prijsuitreiking de naam Pikers Point mee, een spontane ingeving een beetje zoals je een stadsplein een naam zou geven, meteen was de vlieg gedoopt. Intussen is die snoekstreamer de hele wereld rond geweest en wordt door verschillende grote kunstvliegfabrikanten geïmiteerd en verkocht. De Pikers Point wordt meestal op een enkele haak gebonden, maar als je veel missers hebt dan kun je gebruik maken van een staartdregje (waar het is toegestaan) of een staartfleur (als je maar met drie haakpunten mag vissen). Het staartdregje heeft Guido 'overgenomen' van de zeeforelvliegen want als je 'staartnippers' hebt is zo'n klein dregje zeer efficiënt. Je hebt van die dagen dat de snoeken er voluit voor gaan en de streamer helemaal in de bek nemen, maar je hebt van die dagen dat ze enkel uit agressie de streamer aanvallen en juist in de staart bijten.
Bindbenodigheden
Haak: Kamasan B940, Gamakatsu 6353 of equivalent haakgrootte 4/0 en 6/0.
Dreg: VMC Vanadium haakmaat 10 of equivalent.
Dregnylon: Mason tarpon nylon 120/00 mm of equivalent (dik nylon tussen 80/00 en 120/00 mm voldoet ook uitstekend).
Binddraad: Danville pink, platte binddraad of equivalent.
Vleugel: matukagebonden toefjes (tussen 18 en 24 over de hele haaksteel) lange bucktail (tot 15 cm) gemengd met soepel gekleurd tinsel. Per kleur twee toefjes inbinden zodat je een streepjesmotief krijgt en een baars nabootst, het lievelingseten van de snoek want een baars is voor de snoek een voedselconcurrent.
Kleurencombinaties: geel/wit, geel/oranje ('s zomers), chartreuse/wit en rood/wit ( herfst en 's winters of bij 'gekleurd' water) rose/blauw bij koud en/of mistig weer. De laatste drie toefjes, net voor het haakoog, steeds fluo pink. Dit is een kleur die betoverend werkt op snoek!
Kop: binddraad en kleefoogjes. Het geheel aflakken met twee componentenlijm of verschillende keren aflakken met 'hard as nails'.
Terug naar overzicht...
|