|
'Spelen' met leaders en vliegen
'Spelen' met leaders en vliegen
auteur: Guido Vinck
Winter of zomer, reservoirhengelaars kennen geen rustperiode. Op rivier is er een gesloten tijd, maar op reservoir valt er altijd een visje te vangen. Het is dikwijls een zoeken naar de juiste leader in combinatie met de juiste vliegen om succesvol te zijn. 'Spelen' met leaders en vliegen; het lijkt eenvoudig, maar is het dat ook?
Lange leaders (5 meter en meer) zouden meer vis in het net brengen. Dit klopt wanneer er op schuwe vis in helder water gevist moet worden, vooral als de forellen zich ophouden net onder de waterspiegel. Op druk beviste vijvers of meren, waar de forellen al duizenden vliegen voor hun neus hebben zien dansen, kun je ook beter met een zo lang mogelijke leader aan de slag. Toch zijn lange leaders niet altijd de sleutel voor succes. Vis je floating met buzzers op ondiep water (tussen 1 en 2 m), dan is een minder lange leader (3,5 tot 4 m) de beste keuze, anders schraap je de bodem af (zeker als je met verzwaarde Buzzers vist) en dat is nu niet meteen de bedoeling. De lengte van de leader wordt ook bepaald door het aantal vliegen waarmee je vist. Als je met drie vliegen vist (twee droppers en een puntvlieg) is een lengte van 4,5 m leader het absolute minimum. Er zijn hengelaars die hun vliegen slechts 50, 60 cm uit elkaar hangen (vooral in Ierland wordt zo gevist), maar dat raad ik ten stelligste af. Je gooit makkelijk in de war, de vis ziet te veel vliegen op een te korte afstand en dat schrikt af. Hang je droppers tussen 1,20 en 1,50 m uit elkaar en de aanbeten zullen duidelijk verhogen. Hoe raar het misschien ook moge klinken, maar de lengte van de leader bepaalt voor de helft je vangstkansen. Vis je met Boobies aan een snelzinkende lijn, dan wordt het wel een heel korte leader van nauwelijks 60 tot 80 cm lengte (als je vist met één Booby) tot 1,20 m (als je met twee Boobies of Emerger buzzers vist). Het is de bedoeling om de pop-up vliegen zo dicht mogelijk tegen de bodem aan te bieden, vooral 's winters een goede techniek. Het weer, en dan vooral de wind, spelen ook mee in het bepalen van de lengte van de onderlijn.
In de rug
Lange leaders zijn uitnodigend met rugwind en dan vooral als je vist vanuit een driftende boot. Het gebruik van leaders tot 8 meter is vanuit Engeland (vissend vanuit een boot) overgewaaid, maar is vanaf de oever op een hoge uitzondering na af te raden. Wat doe je als je tegen de wind in moet vissen, of met zijwind? Tegen de wind in is een onderlijn tussen 3,5 en 4,5 m meer dan genoeg. Vis dan ook niet met drie vliegen, maar maximum met twee of slechts één. Dwarswind is de ideale situatie om je vliegen zo natuurlijk mogelijk door het water te laten 'voeren'. De bocht in de lijn en de leader geven de vliegen die natuurlijke 'swing' die zo aantrekkelijk is voor de forel. Dan wordt het weer een beetje zoeken hoeveel 'bocht' je in de lijn en leader mag hebben zodat de vliegen niet te snel worden weggedrukt . Begin met een lange leader (6 meter) en kort in (het leaderstuk dat aan de vliegenlijn wordt geknoopt ) naar je gevoel en de frequentie van de aanbeten! Aanbeten die er zeker komen bij het gebruik van de juiste vlieg(en).
Een, twee of drie?
Als we voor het eerst op een, voor ons, nieuw water gaan vissen, beginnen we steevast met drie vliegen op de leader. Dat kunnen drie streamers, drie nimfen of een combinatie van beide zijn, bij voorkeur in drie verschillende kleuren met de zwaarste of grootste vlieg op de punt. Krijgen wij geen aanbeet dan worden er andere kleuren/groottes uitgeprobeerd of wordt veranderd van vliegenlijn. Het is een kwestie van zoeken tot je de diepte gevonden hebt waar forellen zich ophouden. Het gebeurt vaak dat forellen je vliegen tot tegen de oever volgen, en dan wegdraaien richting middencirkel. Probeer het dan eens met dezelfde kleur en model vliegen, maar in een kleinere uitvoering of haal een vlieg van de leader en vis door met twee, of als het moet met één enkele vlieg. Tien tegen één dat je de forellen dan wel te pakken krijgt. Uitproberen van nieuwe vliegen is voor velen een uitdaging, maar vergeet niet dat je toch vaak terugvalt op de klassieke 'vangers' zoals een Montana- of Hazenorennimf, gewoon omdat het imitaties zijn die bijna altijd werken. Vergeet niet dat forellen niet zitten te wachten op nieuwe striksels, hun taak is voedsel te zoeken om in leven te blijven en dat betekent meestal insectenlarven en speldaas eten. Trouwens een geweldige combinatie, als je met drie vliegen op de leader vist, is de volgende, een zwart of wit gekleurde streamer op de punt (eventueel verzwaard), Hazenoren- of Pheasant tail nimf als middendropper en een Buzzer (claret of olive) als topdropper. Het blijft 'spelen' en dat is nu juist het leuke aan de hele reservoirvisserij.
Spelen met de waslijn
In het wedstrijdcircuit wordt er reeds een tijdje met de 'waslijntechniek' uitgepakt. Een techniek die vooral wordt toegepast met onverzwaarde vliegen. Op reservoir wordt bijna voor 80% met streamers en nimfen gevist. Bijna iedereen die zijn eerste stappen zet begint met een drijvende - of een intermediate vliegenlijn met aan de leaderpunt een verzwaarde streamer type tin head of een goud/zilverkop streamer. Het volgende stadium is een streamer op de punt met een nimf op een zijdroppertje, uiteindelijk gaat bijna iedereen over (na enige oefening) op drie vliegen en dan komt de 'waslijntechniek' om de hoek kijken.
Alles hangt af van de correcte aanbieding, de juiste diepte en de juiste snelheid van binnenvissen. De diepte waarop de onverzwaarde vliegen worden aangeboden hangt hoofdzakelijk af van de lijnkeuze. Zinkende lijnen zijn er heden ten dage in alle zinksnelheden, maar we beperken ons (in het begin) tot vier vliegenlijnen namelijk een Hover (lees 'zwevende' vliegenlijn), een fast intermediate, een DI-3 en een DI-7. Met deze vier vliegenlijnen kun j bijna op alle dieptes perfect de waslijn uithangen. Welke lijn je ook gebruikt de waslijnmethode kun je zowel vanaf de oever als vanuit de boot toepassen. Alles heeft te maken met de juiste vliegen op de juiste plaats op de onderlijn. De meest gebruikte 'opzet' is een drijvende creatie (bijvoorbeeld een Booby, Floating Fry of Ethafoam buzzer) aan de leaderpunt met als droppers een Damsel, Pheasant tail nimf, Buzzer, Hazenoornimf of een Diawl bach. Een techniek die vraagt om een lange leader en daar mee bedoel ik minstens 4,50 m met een ideale lengte vanaf 6 m. Of je nu langzaam of snel binnenvist, in de oppervlakte of tegen de bodem aan, het is de taak van de puntvlieg om de andere vliegen op de juiste, constante diepte te houden. Doordat de vliegenlijn en leader uit zichzelf al een beetje 'doorhangen' (vandaar de benaming 'waslijn') worden de nimfen zeer natuurlijk aangeboden. De imitaties hangen als het ware als 'sokken' aan de onderlijn en dat is nu net de 'clou'. Als de forellen 's zomers net onder of in de oppervlakte kruisen is een Ethafoam buzzer op de punt met daarboven twee traag zinkende Buzzertjes een dodelijke combinatie. De waslijntechhniek is een van de meest succesvolle methodes die je kunt aanwenden, maar leer eerst degelijk met drie vliegen op de onderlijn werpen en het succes zal niet uitblijven.
Terug naar overzicht...
|
|